BLUSMIDDELEN

Algemene blusregels


Er zijn een aantal regels die altijd gelden bij het blussen:

  • Houd altijd rekening met de indicatoren bij brand.
  • Maak gebruik van de worplengte van het blusmiddel. De worplengte bepaalt de veilige afstand. Voor een brandslang is d worplengte ongeveer 5 meter. Als de veilige afstand groter is dan de worplengte van het blusmiddel moet je wegwezen, want dan is de brand te groot voor de bhv. Bij een brandslang mag de veilige afstand dus niet groter zijn dan 5 meter, maar voor een CO2-blusser is dan ongeveer 1 meter.
  • Blijf laag.
  • Kijk wat er brandt. Cntroleer of je het juiste blusmiddel hebt.
  • Maak een risico-inschatting met behulp van de indicatoren bij brand. Als je niet kan blussen, sluit dan de deur van de ruimte om rookverspreiding en branduitbreiding te voorkomen en/of te beperken. Als je wel kan blussen, blijf dan laag en blus op veilige afstand. Door laag te blijven zorg je dat je bij het blussen geen rook binnenkrijgt.
  • Blus bij een buitenbrand altijd met de wind mee.
  • Ga de brandhaard nooit voorbij. Zorg altijd voor een veilige vluchtroute.
  • Ga door met blussen tot de brand volledig uit is.
  • Voer altijd een controle uit. Kijk of de omgeving (vitrage, zonwering, bureaus, bureaustoelen en ander brandbaar materiaal) vlam heeft gevat. Verplaats voorwerpen om te kijken of de vloerbedekking of ondergrond eronder in brand staat. Sluit de deur als je de ruimte verlaat.
  • Loop achteruit weg van de brandhaard totdat je op veilige afstand bent.
  • Blijf op een veilige afstand controleren of de brand niet opnieuw oplaait.
  • Houd steeds de indicatoren bij brand in de gaten.
  • Blijf kijken, denken, doen en controleren tijdens je blusactie.
  • Trek je terug als de situatie verslechtert of als het blussen niet lukt en sluit de deur van de brandruimte.


Gebruik van blustoestellen

Een bhv'er moet kunnen omgaan met een brandslang en de draagbare blustoestellen die in het bedrijf beschikbaar zijn. In alle gebouwen zijn brandslanghaspels aanwezig. Afhankelijk van de risico's in het gebouw moeten er ook voldoende draagbare blustoestellen zijn om een beginnende brand zo snel mogelijk te bestrijden.


Brandslanghaspel

Water is nog steeds de meest gebruikte blusstof. Water is vooral geschikt voor het blussen van vaste-stoffenbranden (klasse A). De lengte van de slang wordt bepaald door de situatie ter plaatse en is meestal 20 tot 30 meter. De worplengte, het bereik van de waterstraal, van een brandslang is 5 meter.


Water mag niet als blusstof gebruikt worden bij:

  • branden met elektriciteit. Je loopt dan het risico om bij het blussen onder spanning te komen staan;
  • brandende olie of vet. Water op brandende olie of vet geeft een enorme steekvlam.


Als er géén water mag worden gebruikt bij het blussen, wordt dat aangegeven met een waarschuwingsbord.


Water zorgt voor temperatuurverlaging door de omzetting naar stoom en dooft op die wijze de brand. Het water neemt de temperatuur weg uit de branddriehoek. Een nadeel van het blussen met water is de waterschade. Een voordeel van water is dat het onbeperkt aanwezig is.


Afrollen van een brandslang:

1. Gereedmaken

  • Rol de slang ongeveer twee meter af.


2. 

  • Richt de straalpijp naar de grond.
  • Draai de hoofdafsluiter volledig open.
  • Open de straalpijp gedurende enkele seconden.
  • Voel of er druk op de slang staat en kijk of er water uitkomt.


3.

  • Leg de straalpijp op een veilige plaats op de grond in de richting van de brand.
  • Rol de slang dan uit in de richting van de brand.
  • Zorg voor voldoende slanglengte om de brand te kunnen benaderen.
  • Leg de slang in lussen neer om te voorkomen dat de slang in de knoop raakt.


Blussen met een brandslang:

1. Benaderen van de brand

  • Neem de straalpijp in één hand en de slang in de andere hand.
  • Gebruik zoveel mogelijk een geknepen (minder brede) sproeistraal.
  • Blijf laag.


2. Blussen

  • Begin op veilige afstand met het benaderen van de brand.
  • Start met blussen vanaf 5 meter: de worplengte van de brandslang. Zo kan je veilig blussen.
  • Blijf laag en richt de blusstraal altijd op de onderkant van de vlammen.


3. 

  • Blus enige tijd na met een middelgrote sproeristraal.
  • Houd de brandslang paraat.


4. Controle

  • Blijf als de brand geblust is het gebluste voorwerp in de gaten houden.
  • Let op knetteren en herontsteking door hitte in het materiaal.
  • Kijk links en rechts van en achter de brandhaard of de brand uit is. 
  • Loop achteruit weg tot je op veilige afstand bent.


Als je door stoomvorming geen zicht hebt op de brand of als de bluspoging niet lukt en rook en warmte toenemen, is het niet verantwoord langer in de ruimte met de brandhaard te blijven. Trek je dan terug en laat het blussen verder over aan de brandweer.


Oprollen brandslang

Ruim de brandslang na gebruik als volgt op:

  • sluit de watertoevoer door de straalpijp dicht te draaien;
  • leg de straalpijp onder de haspel;
  • leg de slang in lussen in de richting van de haspel, zodat het oprollen van de slang makkelijk gaat;
  • rol de slang onder druk op;
  • wind de slang netjes op de haspel waarbij de windingen naast elkaar komen te liggen en houd ongeveer 2 meter slang over;
  • draai de hoofdafsluiter dicht;
  • haal de druk van de slang door de straalpijp open te draaien;
  • draai de straalpijp dicht.


Blusdekens

Blusdekens zijn gemaakt van onbrandbare stoffen. Ze zijn er in verschillende afmetingen en worden opgeborgen in speciale houders. Blusdekens zijn geschikt voor het blussen van kleine brandjes in klasse A (vaste stoffen) en klasse B (vloeistoffen). Blusdekens kunnen ook worden gebruikt als een onder spanning staand elektrisch apparaat in brand staat zoals een monitor of tv.

De werking van de blusdeken berust op het principe van verstikking: de deken sluit het vuur af van de lucht. De blusdeken neemt dus de zuurstof weg uit de branddriehoek.

Gebruik geen blusdeken bij een brand groter dan ongeveer een voetbal. Ook bij vlam in de pan en bij een frituurbrand kan je niet blussen met een blusdeken. Gebruik dan een passende deksel.


Blussen van een liggend brandend slachtoffer

Je kan een liggend brandend slachtoffer blussen met een blusdeken. Als je water bij de hand hebt heeft dat de voorkeur, omdat je dan blust en koelt tegelijkertijd. Zorg dat het slachtoffer niet onderkoeld raakt. Als je een brandslang gebruikt sta je zelf op meer afstand. Maak gebruik van een sproeistraal.


Handel bij het gebruik van een blusdeken als volgt:

  • trek de deken uit de houder volgens de gebruiksaanwijzing;
  • vouw de deken open.


Je handen beschermen met een blusdeken

1. Gereedmaken: bescherm je handen met de deken

  • Pak de deken tussen duim en vingers.
  • Beweeg je armen omhoog.


2. 

  • Draai vervolgens je handen naar binnen.


3. 

  • Je handen zijn nu in de deken gewikkeld.


Gebruik van een blusdeken bij een liggend brandend slachtoffer

1. Benaderen van de brand

  • Houd de deken hoog genoeg, zodat je niet struikelt over de deken.
  • Houd de deken schuin voor je als bescherming.
  • Benader het slachtoffer aan de zijkant, ter hoogte van de schouder.


2. Blussen

  • Dek de brandende kleding af met de deken vanaf de schouder richting de voeten.
  • Sluit de deken rondom de hals van het slachtoffer goed af, zodat de vlammen niet omhoog kunnen slaan.
  • Leun niet of zo min mogelijk op het slachtoffer.


3. 

  • Veeg de ruimtes tussen het slachtoffer en de deken snel weg.
  • Ga door totdat je zeker weet dat de brand is geblust.


4.

  • Begin met het instoppen aan je eigen kant.
  • Stop de deken aan weerszijden onder het lichaam en tussen de benen.


5. 

  • Eindig met het instopppen aan de andere kant van het slachtoffer.


6.

  • Neem de deken in omgekeerde volgorde af met gestrekte armen.


Controle

  • Als het slachtoffer geblust is met de blusdkeen, koel dan met water.


Vlam in de pan blussen met een deksel

Gebruik bij ht blussen van vlam iin de pan een deksel die past of groter is dan de pan. De deksel zorgt dat de brand van de zuurstof wordt afgesloten.


Blussen van vlam in de pan

1. Benaderen

  • Blijf laag.
  • Houd de deksel voor je met gestrekte arm zodat je zo ver mogelijk van de brand af kan staan.
  • Zet het fornuis/kookplaat uit.


2. Blussen

  • Schuif een deksel die past of groter is voorzichtig over de pan.
  • Schakel afzuig/ventilatiesystemen uit.


3. Controle

  • Blijf als je geblust hebt, de pan in de gaten houden.
  • Let op herontsteking.


4. 

  • Kijk links en rechts van en achter de pan of de brand uit is. 
  • Loop achteruit weg tot je op veilige afstand bent.
  • Laat de pan staan totdat deze is afgekoeld, verplaats de pan niet.
  • Ventileer de ruimte, indien nodig.
  • Bel de brandweer voor een nacontrole.


Draagbare blustoestellen

Er bestaan verschillende soorten draagbare blustoestellen. Ze kunnen gevuld zijn met water, poeder, kooldioxide of water met een schuimvormend middel. Ze zijn zo gemaakt dat ze makkelijk door één persooon kunnen worden bediend.

Op het toestel staat de gebruiksaanwijzing en de pictogrammen die aangeven voor welke soort brand het blustoestel geschikt is. Draagbare blustoestellen zijn alléén geschikt voor gebruik bij het begin van een band. Draagbare blustoestellen hebben een beperkte en korte werkingsduur. Wees je bewust van die beperking.


Onderstaande blustoestellen worden veel gebruikt:

  • sproeischuimblussers;
  • poederblussers;
  • koolzuursneeuw (CO2-)blussers.


Sproeischuimblussers

Sproeischuimblussers zjin gevuld met water waaraan een schuimvormend middel is toegevoegd. Sproeischuimblussers vernevelen het water/schuimmengsel in zeer kleine druppels. De druppels dringen snel door in brandende vaste stoffen zoals papier, hout en textiel.


Sproeischuimblussers zijn zeer geschikt voor het blussen van vaste-stoffenbranden (klasse A). De blussende werking van de sproeischuimblusser berust bij vaste stoffen op koelen door de nevel van schuim en water. Sproeischuimblussers nemen bij vaste-stoffenbranden dus de temperatuur weg uit de branddriehoek.


Bij brandbare vloeistoffen (klasse B) vormt het sproeischuim een afsluitend schuimlaagje over de brandende vloeistof, zo wordt de toevoer van zuurtstof weggenomen en gaat de brand uit.


De sproeischuimblusser kan, als dat op de blusser is vermeld, ook gebruikt worden om een brand te blussen bij onder spanning staande elektrische apparaten. Doordat water en schuim als een nevel van heel kleine druppeltjes uit de spuitmond komen is er sprake van een onderbroken straal water zodat degene die blust niet onder spanning kan komen te staan. Houd wel voldoende afstand.


Blussen van een vaste-stoffenbrand met een sproeischuimblusser

1. Gereedmaken

  • Zet het apparaat stevig neer.
  • Houd één hand op het blustoestel tegen de trekrichting van de borgpen in.
  • Trek de borgpen er met de andere hand uit en verbreek zo de verzegeling.


2.

  • Neem in één hand de handgreep en in de andere hand de straalpijp.
  • Geef een proefstoot. Houd hierbij de straalpijp naar beneden gericht.


3. Benaderen van de brand

  • Benader de brand laag.
  • Gebruik de worplengte van de blusser, ongeveer 5 meter, zodat je veilig kan blussen.
  • Loop dan naar de brandhaard toe, zodat je de basis van de vlammen kan raken.


4. Blussen

  • Richt de straalpijp en knijp de handgreep in. Blus van links naar rechts en weer terug op de onderkant van de vlammen.
  • Verdeel het sproeischuim over de brand totdat er geen vlammen meer te zien zijn.
  • Blijf blussen tot de vlammen uit zijn.


5. Controle 

  • Houd de blusser paraat.
  • Controleer of de brand uit is door te kijken en te luisteren.
  • Kijk links en rechts van en achter de brandhaard of de brand uit is.
  • Let op herontsteking door hitte in het materiaal.
  • Kijk als de brand uit is, als dat mogelijk is, of de ondergrond brandt. 
  • Loop achteruit weg tot je op veilige afstand bent.


Blussen van een vloeistofbrand met een sproeischuimblusser

1. Gereedmaken

  • Zet het apparaat stevig neer.
  • Houd één hand op het blustoestel tegen de trekrichting van de borgpen in.
  • Trek de borgpen er met de andere hand uit en verbreek zo de verzegeling.


2.

  • Neem in één hand de handgreep en in de andere hand de straalpijp.
  • Geef een proefstoot. Houd hierbij de straalpijp naar beneden gericht.


3. Benaderen van de brand

  • Benader de brand laag.
  • Gebruik de worplengte van de blusser, ongeveer 5 meter, zodat je veilig kan blussen.
  • Loop dan naar de brandhaard toe, zodat je de basis van de vlammen kan raken.


4. Blussen

  • Richt de straalpijp en knijp de handgreep in.
  • Blus van links naar rechts en weer terug op de onderkant van de vlammen.
  • Laat de schuimlaag zich verspreiden zodat er een gesloten schuimlaag ontstaat.
  • Richt de blusstraal niet van een te korte afstand op de vloeistof. De vloeistof kan hierdoor opspatten waardoor de brand zich verspreidt.
  • Blijf blussen tot de vlammen uit zijn.


5. Controle 

  • Houd de blusser paraat.
  • Kijk links en rechts van en achter de brandhaard of de brand uit is.
  • Let op herontsteking door hete deeltjes of door de damplaag boven de vloeistof.
  • Loop achteruit weg tot je op veilige afstand bent.


Poederblussers

Poederblussers hebben een groot blusvermogen. Poeder is geschikt voor vloeistofbranden, vaste-stoffenbranden en voor branden met onder spanning staande elektrische apparaten. Poeder geleidt geen elektriciteit en kan daarom goed worden gebruikt bij het blussen van branden waar elektriciteit bij betrokken is. Denk bijvoorbeeld aan brand met apparatuur die onder elektrische spanning staat, wandcontactdozen of schakelaars.


Bij branden met gassen is blussen pas zinvol, als de gastoevoer kan worden afgesloten. Als dat niet gebeurt, bestaat het gevaar dat het gas zich door de ruimte verspreidt met kans op explosie.


Er zijn verschillende soorten poeder:

  • ABC-poeder, geschikt voor branden van de klassen A, B en C (vaste stoffen, vloeistoffen en gassen).
  • BC-poeder, geschikt voor klassen B en C (vloeistoffen en gassen).
  • D-poeder, speciaal geschikt voor metaalbranden.


Bluspoeder haalt niet één van de zijden van de branddriehoek weg, maar beïnvloedt de brand zelf. Poeder bevat stoffen die de verbinding van de brandbare stof met zuurstof vertragen, waardoor de vlammen worden gedoofd. Bij het blussen onstaat een poederwok, die de brand blust. Hoe groter de poederwolk, hoe groter het effect.


Doordat het poeder heel fijn is, verspreidt het zich gemakkelijk in de omgeving waar het poeder schade veroorzaakt. Poeder geeft vooral veel schade bij elektrische apparatuur, zo kan je bijvoorbeeld computers die in een ruimte staan waar is geblust met poeder weggooien.


Het inademen van bluspoeder kan laxerend werken. Voorkom het inademen van bluspoeder. Blus buiten met de wind mee, dat voorkomt inademen van het poeder. Bovendien wordt de worplengte kleiner met tegenwind.


Aandachtspunten gebruik poederblusser bij een vaste-stoffenbrand

  • Spuit een aantal keer stootsgewijs, totdat je geen vlammen of gloed meer ziet.
  • Let bij controle op herontsteking. Bij een vaste stof kan hitte in het materiaal (gloeiende delen of kleine vlammetjes) voor herontsteking zorgen.


Aandachtspunten gebruik poederblusser bij een gasbrand

  • Blussen is pas zinvol, als de gastoevoer kan worden afgesloten.
  • Let op explosiegevaar.


Blussen van een vloeistofbrand met een poederblusser

1. Gereedmaken

  • Zet het apparaat stevig neer.
  • Houd één hand op het blustoestel tegen de trekrichting van de borgpen in.
  • Trek de borgpen er met de andere hand uit en verbreek zo de verzegeling.


2.

  • Neem in één hand de handgreep en in de andere hand de straalpijp.
  • Geef een proefstoot. 


3. Benaderen van de brand

  • Benader de brand laag.
  • Gebruik de worplengte van de blusser, ongeveer 5 tot 7 meter, zodat je veilig kan blussen.


4. Blussen

  • Richt de straalpijp en knijp de handgreep in.
  • Tijdens het blussen kan je naar het te blussen voorwerp lopen.
  • Richt de blusstraal niet van een te korte afstandin een vloeistof. De vloeistof kan hierdoor opspatten waardoor de brand zich verspreidt.
  • Richt een ononderbroken straal op de onderkant van de vlammen, totdat je geen vlammen meer ziet.
  • Blus van links naar rechts en weer terug op de onderkant van de vlammen.
  • Pak de brandhaard helemaal in.


5. Controle 

  • Houd de blusser paraat.
  • Kijk links en rechts van en achter de brandhaard of de brand uit is.
  • Let op herontsteking door hete deeltjes of door de damplaag boven de vloeistof.
  • Loop achteruit weg tot je op veilige afstand bent.


CO2-blussers

CO2-blussers (koolzuursneeuwblussers) worden vooral gebruikt op plaatsen waar andere blusstoffen óf veel schade geven óf gevaar voor de gebruiker opleveren.

De CO2 is in de blusser als vloeistof aanwezig. Bij het blussen met CO2 maakt de blusser veel lawaai. De koude CO2-wolk is goed zichtbaar. De bluskoker kan ongeveer 80 graden Celsius onder nul worden. Richt niet op mensen. CO2 kan bij mensen bevriezingsverschijnselen geven.


CO2-blussers zijn goed te herkennen aan de grote bluskoker en een speciale handgreep aan het begin van de bluskoker om bevriezing van je handen te voorkomen. Pak de blusser alleen beet bij deze handgreep.


CO2-blussers hebben een beperkte en korte werkingsduur. Wees je bewust van die beperking. Als het geluid van de blusser omhoog gaat, is de blusser zo goed als leeg.


CO2 is geschikt voor klasse B branden (vloeistofbranden) en kan ook worden gebruikt voor branden met onder spanning staande elektrische apparatuur. Vergeleken met andere blusstoffen veroorzaakt een CO2-blusser weinig nevenschade.


Het blusprincipe van CO2 is niet de afkoeling zoals vaak wordt gedacht, maar de verdringing van zuurstof. Het CO2 verdrijft de zuurstof in de omgeving van het vuur en daardoor doven de vlammen. CO2 neemt dus de zuurstof weg uit de branddriehoek.


In kleine en lage besloten ruimtes kan er gevaar optreden voor de gebuiker, omdat de hoeveelheid zuurstof te laag wordt, doordat CO2 de zuurstof verdringt. Bij blussen binnen is dan ook gevaar voor jezelf door het verdringen van de zuurstof.


Blussen van een vloeistofbrand met een CO2-blusser

1. Gereedmaken

  • Zet het apparaat stevig neer.
  • Houd één hand op het blustoestel tegen de trekrichting van de borgpen in.
  • Trek de borgpen er met de andere hand uit en verbreek zo de verzegeling.


2.

  • Houd de bluskoker alleen vast aan het handvat om bevriezing van je hand te voorkomen.
  • Geef een proefstoot, richt de bluskoker naar de grond.


3. Benaderen van de brand

  • Benader de brand laag.
  • Gebruik de worplengte van de blusser, ongeveer 1 meter, zodat je veilig kan blussen.


4. Blussen

  • Richt de bluskoker op de brand en knijp de handgreep in.
  • Blus van links naar rechts en weer terug op de onderkant van de vlammen.
  • Blijf doorgaan totdat je geen vlammen meer ziet.
  • Richt de blusstraal niet van een te korte afstand in een vloeistof. De vloeistof kan hierdoor opspatten waardoor de brand zich verspreidt.


5. Controle 

  • Houd de blusser paraat.
  • Kijk links en rechts van en achter de brandhaard of de brand uit is.
  • Let op herontsteking door hete deeltjes of door de damplaag boven de vloeistof.

  • Loop achteruit weg tot je op veilige afstand bent.