BREATHING (ademhaling)

Zodra je geconstateerd hebt dat de luchtvrij vrij is, of deze vrij gemaakt hebt, is het van belang om te controleren of de breathing (ademhaling) intact is. Er zijn diverse ongevallen die er voor kunnen zorgen dat de ademhaling bedreigt wordt. De beoordeling van de ademhaling is afhankelijk of een slachtoffer bewusteloos of bij bewustzijn is. 


Bij een bewusteloos slachtoffer controleer je de ademhaling, ga je reanimeren indien nodig, pas je de AED toe en leg je het slachtoffer in een zijligging als hij bewusteloos is maar wel een ademhaling heeft.


Bij een slachtoffer die bij bewustzijn is kijk je naar ademhalingsproblemen zoals astma-aanvallen, rookinhalatie, paniekaanvallen en borstletsel.


Als de luchtweg vrij is beoordeel je de ademhaling door middel van de kinlift, deze heb je geleerd in de vorige module. Je kijkt dan of deze normaal is of dat er afwijkingen zijn. Een normale ademhaling kun je herkennen aan:

  • De ademhaling is regelmatig;
  • In 10 seconden tijd gaat de borstkas minimaal 2 keer omhoog;
  • Er zijn geen bijgeluiden zoals piepen en/of rochelen;
  • De borstkas gaat gelijkmatig omhoog en weer naar beneden;
  • Het slachtoffer is niet kortademig of benauwd.


Gaspen

Wanneer je de ademhalingcontrole doet kan het zijn dat je een abnormale ademhaling waarneemt, vaak een snurkende, onregelmatige, zware en op een gapen lijkende manier van ademhalen. Dit noemen we gaspen. Dit begint nadat de bloedsomloop stopt. Het kan tot enkele minuten nadat de circulatiestilstand begint optreden. Door gebrek aan zuurstof trekken de spieren samen en lijkt het alsof het slachtoffer naar lucht hapt. In ongeveer 40% van de circulatiestilstanden komt dit voor. Als je dit ziet dan start je onmiddellijk de reanimatie.


Reanimatie

Als het slachtoffer bewusteloos is en je hebt geconstateerd dat er geen normale ademhaling is, dan start je de reanimatie. Reanimeren is het geven van borstcompressies en beademingen. Met borstcompressies neem je de pompfunctie van het hart over. Met beademingen blaas je zuurstof in de longen. Door dit afwisselend continu door te doen stroomt er weer bloed met zuurstof door het lichaam en vergroot je de kans op overleven. Als je een AED tot je beschikking hebt, of kunt krijgen, dan gebruik je deze altijd bij een reanimatie. Uitleg en voorbeeld over de handeling reanimatie en gebruik van een AED verwijzen wij je naar de module 'Reanimatie + AED'.


VAARDIGHEID:


Zijligging

Wanneer het slachtoffer bewusteloos is met een ademhaling, of deze weer terug gekregen heeft, leg je hem in een zijligging. Met een zijligging zorg je ervoor dat de luchtweg vrij blijft. Je legt het slachtoffer op zijn zij met het hoofd schuin naar beneden. Hierdoor zakt de tong naar voren en blijft de luchtweg vrij. Een zijligging doe je niet wanneer een slachtoffer zelf goed genoeg bij is om zijn ademhaling onder controle te houden. 

Wanneer het slachtoffer bij bewustzijn is weet je dat hij ademt. Voor bewustzijn is namelijk ademhaling nodig. Nu ga je de kwaliteit van de ademhaling beoordelen. Dit doe je door na te gaan wat er gebeurt is, en vragen te stellen aan het slachtoffer of hij problemen met de ademhaling heeft. Welke hulp je moet geven hangt af van wat er gebeurt is. Verstandig is om het slachtoffer niet te laten liggen, over het algemeen gaat de kwaliteit van ademhalen dan vaak achteruit. De meest comfortabele houding voor een slachtoffer met ademhalingsproblemen is een halfzittende houding, bijvoorbeeld tegen een muurtje aan. Op een stoel of andere verhoging is vaak wat minder handig omdat het slachtoffer bijvoorbeeld alsnog kan verslechteren en wellicht dan valt. Uiteindelijk is het wel zo dat het slachtoffer zelf bepaalt wat hij fijn vind. Frisse lucht, vrije ruimte en de kleding wat los is altijd een goed idee.


Astma

Astma is een ontsteking van de longen. De ontsteking is bij astma blijvend, er zijn dus altijd kleine ontstekingen in de longen. Dit kan veel klachten veroorzaken, zoals moeilijk kunnen ademhalen. Daarom kan dit ook een ademhalingsprobleem worden of zijn. Het slachtoffer wordt vaak benauwd, kortademig, moet hoesten (longaanval) en krijgt een piepende ademhaling. Slachtoffers weten van zichzelf dat ze astmatisch zijn, dit hoef je als hulpverlener niet vast te stellen. Oorzaken van een astma-aanval kunnen bijvoorbeeld zijn: pollen, huisdieren, huisstofmijt, rook, actief bewegen, stress, kou of mist.


Een aanval herken je aan:

  • Een moeilijke en piepende ademhaling;
  • Langere uitademing dan normaal;
  • Soms: naar adem snakken;
  • Hals- en schouderspieren bewegen mee met ademhaling;
  • Angst, onrust, een versnelde hartslag of hartkloppingen.


De eerstehulpverlening bestaat vaak uit het ondersteunen van het slachtoffer. Vaak hebben ze medicatie bij zich zoals een inhalator. Je kunt hierbij wellicht ondersteunen. Laat het slachtoffer altijd wel zelf zijn medicatie toedienen en doe dit sowieso nooit op eigen initiatief. Je mag dit nooit overnemen, tenzij je zijn (!) mantelzorger bent. Wanneer de medicatie niet helpt of niet beschikbaar is, bel je het spoednummer van de huisarts. Blijf bij het slachtoffer en laat hem in een voor hem prettige houding staan/zitten.


Rookinhalatie

Je had al gelezen dat het inademen van rook voor een bedreigde luchtweg kan zorgen. Ook ademhalingsmoeilijkheden horen hier bij. Rookinhalatie kun je herkennen aan de volgende symptomen:

  • Kortademigheid en hoesten, door het gebrek aan voldoende zuurstof;
  • Hoofdpijn;
  • Geïrriteerde en brandende ogen;
  • Kleurverandering van de huid;
  • Verbranding;
  • Heesheid;
  • Ontsteking in de luchtpijp;
  • Verwardheid en flauwvallen door gebrek aan zuurstof.


De hulpverlening aan slachtoffers met rookinhalatie is zorgen voor frisse lucht, 112 bellen en zonodig ook vragen om de brandweer. Het slachtoffer breng je in een voor hem zo comfortabel mogelijke houding: over het algemeen halfzittend. Niet platliggend.


Paniekaanval

Bij een paniekaanval ademt het slachtoffer vaak te snel en/of te diep. Het gevolg is dat hij te veel koolzuur uitademt en één of meer van de volgende symptomen krijgt:

  • Benauwdheid en duizeligheid of wazig zijn;
  • Pijn op de borst en hartkloppingen;
  • Tintelingen en droge mond;
  • Hoofdpijn en misselijkheid.


Ze hebben het gevoel dat ze de controle verliezen en soms zelfs het gevoel dat ze doodgaan. Dit geeft extra angst waardoor deze symptomen worden versterkt. Het is een neerwaartse spiraal die op zichzelf niet dodelijk is maar wel zeer vervelend voor het slachtoffer.


Qua hulpverlening is het van belang deze vicieuze circel te doorbreken door het volgende te doen:

  • Het slachtoffer afleiden;
  • Geruststellen van het slachtoffer;
  • Rustiger laten ademhalen;
  • Verwijzen naar de huisarts wanneer paniekaanvallen vaker voorkomen.


Geef het slachtoffer de ruimte en ga voor het slachtoffer zitten. Vraag of hij met je mee wil ademen. Blijf rustig en adem diep in. Laat het slachtoffer door de neus inademen en door de mond uitademen. Dit helpt om de ademhaling te vertragen. Bij het slachtoffer blijven en hem afleiden is het beste wat je voor hem kunt doen. De paniekaanval heeft een aantal nare symptomen die kunnen lijken op een hartinfarct. Bel bij twijfel altijd 112.


Borst- en buikletsel

Borst- en buikletsel kan ontstaan als het slachtoffer bijvoorbeeld gevallen is. Een rib kan daardoor kneuzen of breken. Ademhalen doet pijn wanneer een rib gekneusd of gebroken is of wanneer één long niet werkt (klaplong).


Een slachtoffer met borst- of buikletsel ziet bleek, is benauwd en heeft een snelle ademhaling. Als de rib gebroken is en een gaatje in de long geprikt heeft dan 'loopt de long leeg'. Je ziet en voelt dan dat bij inademen één kant van de borstkas niet volledig omhoog komt. Diep inademen is voor het slachtoffer zeer pijnlijk. Let op: het ophoesten van bloed of roze schuim kan een teken zijn van een beschadigde long.


Het kan ook zijn dat een scherp voorwerp van buitenaf door de ribbenkast in de longen terecht komt. Dit is een doordringend borstletsel. De wond zit dan aan de buiten- en de binnenkant. Je hoort dan zuigende en bubbelende geluiden uit de wond. Soms kan een long ook zonder aanwijsbare oorzaak inklappen. Uit onderzoek blijkt dat dit vaker voorkomt bij mannen dan vrouwen. 


Bel 112 als je een diep/doordringend borst- of buikletsel ziet, het slachtoffer benauwd is, duizeligheid of verlammingen heeft of pijn heeft na duiken. Doordringende voorwerpen laat je zitten. Je kunt deze eventueel wel stabiliseren om bewegen te beperken. Een open borstwond niet afplakken maar open laten. Bij bloedverlies druk je een kompres op de wond en houdt deze vast. Het slachtoffer zit bij voorkeur in een halfzittende houding. Plaats uitpuilende organen niet terug, maar dek deze zo steriel mogelijk af. Houdt het verband of doek met schoon water nat, om uitdroging van de organen te voorkomen. Vermoed je een ribkneuzing of ribbreuk zonder zichtbare wond? Stuur het slachtoffer dan langs de huisarts.