REANIMATIE VAN VOLWASSENEN
Deze module bevat de richtlijn basale reanimatie van een volwassene, vastgesteld door de Nederlandse Reanimatie Raad.
Preventie
Het vroegtijdig herkennen van een mogelijk hartprobleem zou wellicht een reanimatie kunnen voorkomen. Belangrijk is dat je weet waar je op moet letten bij een slachtoffer. Indien een slachtoffer zich onwel voelt kan dat wijzen op stoornis van het hart of de circulatie. Denk daarbij aan:
Minder duidelijke signalen zijn:
Bel direct 112 als meerdere signalen optreden of als je twijfelt. Door gerichte vragen te stellen zal de centralist van 112 de urgentie bepalen en eventueel professionele hulp inschakelen.
Richtlijn reanimatie
De reanimatie bestaat uit de volgende stappen, welke we stap voor stap zullen behandelen.
Let op veiligheid
Zorg ervoor dat jezelf, omstanders en het slachtoffer veilig zijn. Dit doe je vooraf, maar ook tijdens de hele reanimatie moet je hier aandacht voor houden. Indien de situatie niet veilig is kan er geen hulp verleend worden, hoe spijtig ook. Wacht dan op de professionele hulpverlening zodat zij de veiligheid kunnen waarborgen en de hulpverlening kunnen overnemen.
Controleer het bewustzijn
Schud voorzichtig aan zijn schouders en vraag (luid): “Gaat het?”
Indien het slachtoffer WEL reageert:
Als het slachtoffer NIET reageert:
Bel (of laat bellen) 112
Vraag een omstander een ambulance te bellen via 112 en vraag om een AED te brengen, mits beschikbaar. Als je alleen bent, bel je zelf 112. Zet de telefoon bij voorkeur op de luidspreker, zodat je de aanwijzingen van de centralist kunt horen, terwijl je je handen vrij hebt.
Controleer de ademhaling
Draai het slachtoffer op zijn rug en maak de luchtweg open met de kinlift:
Let op: in de eerste minuten na het ontstaan van de circulatiestilstand kan het zijn dat het slachtoffer af en toe een trage, happende adembeweging maakt, of onregelmatig en/of luidruchtig naar lucht hapt: dit is de ‘agonale ademhaling', of ook 'gaspen’ genoemd. Dit is geen normale ademhaling.
Indien geen normale ademhaling, start de reanimatie
Als het slachtoffer NIET ademt of niet normaal ademt, of als je twijfelt. Alleen als een AED binnen je bereik is, pak je de AED. Laat het slachtoffer zo nodig even alleen. Als de AED niet binnen je bereik is, start je de reanimatie. Leg het slachtoffer op een harde ondergrond, maar verlies hiermee geen tijd. Reanimatie is een combinatie van borstcompressies afgewisseld met beademingen.
30 borstcompressies
2 beademingen
Combineer borstcompressies met mond-op-mondbeademingen.
Als de borstkas niet omhoogkomt bij een beademing:
Zodra de AED er is, zet hem aan en volg de instructies
Sommige AED’s starten automatisch na het openen van het deksel. Voer de gesproken/visuele opdrachten direct uit.
-> De AED geeft WEL een schokopdracht:
-> De AED geeft GEEN schokopdracht:
Ga door met reanimatie totdat:
Let op: het terugkeren van de circulatie door alléén borstcompressies en beademen is zeer zeldzaam. Je kunt er pas van uitgaan dat de circulatie weer hersteld is, als het slachtoffer:
Alleen dan leg je het slachtoffer op zijn zij (bijvoorbeeld in de stabiele zijligging). Maar blijf paraat om direct de reanimatie weer te starten. Laat eenmaal aangebrachte elektroden zitten en laat de AED aan. Wees erop bedacht dat de AED kan aangeven dat er beweging wordt waargenomen.
Reanimatie met twee eerstehulpverleners
Wanneer een tweede eerstehulpverlener aanwezig is, plakt één van hen de elektroden van de AED en gaat de ander door met reanimeren. De reanimatie wordt alleen kort onderbroken als dat nodig is voor het aansluiten van de AED.
Je wisselt het reanimeren elke 2 minuten af om uitputting te voorkomen (dit zijn ongeveer 5 à 6 series van 30 borstcompressies en 2 beademingen). Als je tegenover elkaar plaats neemt, zit je elkaar niet in de weg. Bij het overnemen start je met de borstcompressies.
Degene die niet aan het reanimeren is, houdt de tijd in de gaten. Nog handiger is om te wisselen op het moment dat de AED aan het analyseren is. Deze analyse vindt elke 2 minuten plaats. De AED wordt bediend door de eerstehulpverlener die het dichtst bij de AED is.
EXTRA ACHTERGRONDINFORMATIE
Beademing is een onderdeel van basale reanimatie
Beademing tijdens basale reanimatie helpt om het zuurstofgehalte in het bloed op peil te houden. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit de overleving helpt te verbeteren. Er zijn wetenschappelijke onderzoeken gedaan bij mensen die suggereren dat basale reanimatie met en zonder beademing gelijkwaardig zijn, maar deze onderzoeken hebben geen sterke bewijskracht. Eerder werd gedacht dat agonale ademhaling en borstcompressies voor enige luchtuitwisseling kunnen zorgen, maar uit onderzoek blijkt dat dit altijd onvoldoende is.
Borstcompressies in combinatie met beademing blijft daarom de methode bij uitstek voor hulpverleners die dit hebben geleerd in het reanimatieonderwijs. De hulpverlener kan ervoor kiezen om toch geen mond-op-mondbeademing te geven, bijvoorbeeld bij gevaar voor eigen veiligheid. In dat geval geldt dat basale reanimatie zonder beademing beter is dan geen reanimatie. Die studies hebben aangetoond dat basale reanimatie zonder beademing effectief is in de eerste paar minuten bij een circulatiestilstand. Hulpverleners kunnen daarom basale reanimatie uitvoeren zonder beademing als zij:
Als een luchtwegprobleem de oorzaak is van de circulatiestilstand, zoals bij verdrinking, verstikking of verslikking, is juist beademen gecombineerd met borstcompressies van belang. Ook bij kinderen is een luchtwegprobleem meestal de oorzaak van de circulatiestilstand. Basale reanimatie met beademing is dan ook essentieel.
AED
De AED heeft de overleving na reanimatie aanzienlijk verbeterd. Omdat ongeveer 80% van de slachtoffers thuis een circulatiestilstand krijgt, rechtvaardigt dit dat er meer AED’s geplaatst worden in het openbare gebied en in woonwijken. Dit laatste is effectiever dan AED’s bij mensen thuis plaatsen. Hierbij is het ook heel belangrijk dat de alarmering van nabije first responders goed is geregeld, mede doordat zij een boodschap van de meldkamer krijgen op hun mobiele telefoon.
Gebruik van de AED in een natte omgeving
Een AED kan zonder bezwaar en op de gebruikelijke manier worden gebruikt in een vochtige omgeving, zoals in de regen of aan de rand van een zwembad. Bij een slachtoffer dat nat is (bijvoorbeeld een drenkeling) moet de borstkas eerst afgedroogd worden om de elektroden goed te kunnen bevestigen.
Basale reanimatie van drenkelingen
De reanimatie van een drenkeling is wat lastiger uit te voeren dan een 'gewone' reanimatie. Meer informatie hierover kun je vinden in de module 'Reanimatie drenkeling'.
Niet-reanimerenverklaring
Mensen kunnen ervoor kiezen een niet-reanimerenverklaring op te stellen. Deze moet aan een aantal eisen voldoen: de wilsverklaring moet geschreven zijn en te herleiden zijn tot de persoon die de verklaring uitte. De verklaring kan op papier staan, een tatoeage zijn en kan ook een penning zijn.
Een niet-reanimerenverklaring moet in beginsel gerespecteerd worden als dit voor het begin van de reanimatie duidelijk is. Maar hulpverleners moeten bij iemand met een circulatiestilstand niet op zoek gaan naar een geschreven wilsverklaring of een niet-reanimerenpenning. Zo wordt voorkomen dat de reanimatiepoging wordt uitgesteld en de uitkomst van de reanimatie nadelig wordt beïnvloed. Een niet-reanimerenpenning wordt bij het begin van een reanimatie soms niet opgemerkt, omdat de borstkas van het slachtoffer bij basale reanimatie niet hoeft te worden ontbloot. Ook als dat wel het geval is, kan de penning onopgemerkt blijven als deze naar de nek of rug is verschoven. Met name bij de first responders kan verwarring ontstaan als later tijdens de reanimatie de niet-reanimerenwens duidelijk wordt, bijvoorbeeld als de borstkas wordt ontbloot om de elektroden van de AED aan te brengen. De first responder mag zijn reanimatiepoging dan staken, maar kan het besluit om te staken ook overlaten aan de professionele hulpverlener, die naar verwachting enkele minuten later zal arriveren. Ook kan de first responder op dat moment overleggen met de meldkamercentralist hoe nu verder te handelen.
Hulpmiddelen AED
Bij een AED zit vaak een extra tasje of vakje waar de hulpmiddelen in zitten. Gebruik deze hulpmiddelen alleen als het echt nodig is om zo onnodig tijdverlies te voorkomen.
Pleisters
Soms kunnen er (medicinale) pleisters, nicotinepleisters of andere verbanden zitten op de plaats waar de elektroden moeten komen. Om vonken en brandwonden te voorkomen moeten deze weggehaald worden. Als dit erg moeilijk gaat, plak de elektroden er dan naast.
Sieraden
Als het slachtoffer (onderhuidse) sieraden heeft op de elektrodenplaats, probeer deze dan te verwijderen. Als dit niet lukt, plak dan ook de elektrode net naast of onder het sieraad.
Pacemaker en geïmplanteerde defibrillatoren (ICD)
Het kan voor komen dat het slachtoffer een pacemaker of een geïmplanteerde defibrillator (ICD) heeft. Als je deze herkent (onderhuidse bobbel) en deze bevindt zich op de plaats waar de elektrode hoort te komen, plak de elektrode dan net onder dat apparaat. Maak je geen zorgen om het apparaat, omdat het slachtoffer nu reanimatiehulp nodig heeft. Als je zo'n apparaat niet herkent en een elektrode er overheen plakt, dan verleen je toch de juiste hulp.
SMINK's Academy | onderdeel van SMINK Opleidingsinstituut
Westerstraat 8a | 7963 BC Ruinen | 085-0607015 | www.marksmink.nl | info@marksmink.nl | KvK 67033245 | BTW NL001457941B85
Op al onze producten en diensten zijn onze Algemene Voorwaarden en is ons Privacy Statement van toepassing.
Copyright 2024 © Alle rechten voorbehouden. Van alle foto's en video's berust het auteursrecht bij SMINK (en sommige tevens bij haar partners/opdrachtgevers), en zijn alleen bedoeld voor trainingsdoeleinden van haar eigen cursisten.
Deze beelden mogen dan ook op geen enkele manier verspreid en/of vermenigvuldigd worden door derden.