REANIMATIE VAN VOLWASSENEN

Deze module bevat de richtlijn basale reanimatie van een volwassene, vastgesteld door de Nederlandse Reanimatie Raad.


Preventie

Het vroegtijdig herkennen van een mogelijk hartprobleem zou wellicht een reanimatie kunnen voorkomen. Belangrijk is dat je weet waar je op moet letten bij een slachtoffer. Indien een slachtoffer zich onwel voelt kan dat wijzen op stoornis van het hart of de circulatie. Denk daarbij aan:

  • Een drukkende pijn op de borst;
  • Uitstralende pijn naar de armen, schouderbladen, hals, kaak of maagstreek;
  • Zweten;
  • Misselijkheid of braken.


Minder duidelijke signalen zijn:

  • Pijn in de bovenbuik, kaak, nek of tussen de schouderbladen, zonder pijn op de borst;
  • Kortademigheid;
  • Extreme moeheid;
  • Duizeligheid;
  • Onrustig gevoel of gevoelens van angst;
  • Snelle ademhaling.


Bel direct 112 als meerdere signalen optreden of als je twijfelt. Door gerichte vragen te stellen zal de centralist van 112 de urgentie bepalen en eventueel professionele hulp inschakelen.


Richtlijn reanimatie

De reanimatie bestaat uit de volgende stappen, welke we stap voor stap zullen behandelen.

  • Let op veiligheid
  • Controleer het bewustzijn
  • Bel (of laat bellen) 112
  • Controleer de ademhaling
  • Indien geen normale ademhaling, start de reanimatie:
    • 30 borstcompressies
    • 2 beademingen
  • Wissel dit steeds af
  • Zodra de AED er is, zet hem aan en volg de instructies


Let op veiligheid

Zorg ervoor dat jezelf, omstanders en het slachtoffer veilig zijn. Dit doe je vooraf, maar ook tijdens de hele reanimatie moet je hier aandacht voor houden. Indien de situatie niet veilig is kan er geen hulp verleend worden, hoe spijtig ook. Wacht dan op de professionele hulpverlening zodat zij de veiligheid kunnen waarborgen en de hulpverlening kunnen overnemen.


Controleer het bewustzijn

Schud voorzichtig aan zijn schouders en vraag (luid): “Gaat het?”


Indien het slachtoffer WEL reageert:

  • Laat het slachtoffer in de houding waarin je hem aantreft, mits er verder geen gevaar dreigt;
  • Probeer te achterhalen wat er aan de hand is en zorg zo nodig voor hulp;
  • Blijf het bewustzijn controleren, het slachtoffer kan alsnog verslechteren!


Als het slachtoffer NIET reageert:


Bel (of laat bellen) 112

Vraag een omstander een ambulance te bellen via 112 en vraag om een AED te brengen, mits beschikbaar. Als je alleen bent, bel je zelf 112. Zet de telefoon bij voorkeur op de luidspreker, zodat je de aanwijzingen van de centralist kunt horen, terwijl je je handen vrij hebt.


Controleer de ademhaling

Draai het slachtoffer op zijn rug en maak de luchtweg open met de kinlift:

  • Plaats 1 hand op zijn voorhoofd en duw voorzichtig het hoofd achterover;
  • Maak vervolgens de luchtweg open door 2 vingertoppen onder de punt van de kin te plaatsen en deze op te tillen;
  • Houd de luchtweg open en kijk, luister en voel 10 seconden naar normale ademhaling:
    • Kijk of de borstkas omhoog komt;
    • Luister ter hoogte van mond en neus of je ademhaling hoort;
    • Voel met je wang of er luchtstroom is.
  • Stel vast of de ademhaling normaal, niet normaal of afwezig is. Bij twijfel handel je zoals bij niet-normale ademhaling. Als het slachtoffer WEL normaal ademt:
    • Leg hem op zijn zij (bijvoorbeeld in de stabiele zijligging);
    • Controleer continu het bewustzijn en de ademhaling. Het slachtoffer kan verslechteren.


Let op: in de eerste minuten na het ontstaan van de circulatiestilstand kan het zijn dat het slachtoffer af en toe een trage, happende adembeweging maakt, of onregelmatig en/of luidruchtig naar lucht hapt: dit is de ‘agonale ademhaling', of ook 'gaspen’ genoemd. Dit is geen normale ademhaling.


Indien geen normale ademhaling, start de reanimatie

Als het slachtoffer NIET ademt of niet normaal ademt, of als je twijfelt. Alleen als een AED binnen je bereik is, pak je de AED. Laat het slachtoffer zo nodig even alleen. Als de AED niet binnen je bereik is, start je de reanimatie. Leg het slachtoffer op een harde ondergrond, maar verlies hiermee geen tijd. Reanimatie is een combinatie van borstcompressies afgewisseld met beademingen.


30 borstcompressies

  • Kniel naast het slachtoffer ter hoogte van de bovenarm.
  • Plaats de hiel van je ene hand op het midden van de borstkas.
  • Plaats de hiel van je andere hand boven op de eerste.
  • Haak de vingers van beide handen in elkaar (voorkom dat je directe druk uitoefent op de ribben, de onderste punt van het borstbeen of de bovenbuik).
  • Positioneer jezelf met gestrekte armen loodrecht op de borstkas, en duw met gestrekte armen de borstkas tenminste 5 centimeter in, maar niet meer dan 6 centimeter.
  • Laat na elke borstcompressie de borstkas geheel omhoogkomen zonder het contact ermee te verliezen (voorkom leunen). Herhaal de handeling met een frequentie van 100 tot 120 keer per minuut.
  • Het indrukken en omhoog laten komen van de borstkas moet even lang duren.


2 beademingen

Combineer borstcompressies met mond-op-mondbeademingen.

  • Maak na 30 borstcompressies de luchtweg open met de kinlift.
  • Knijp de neus van het slachtoffer dicht met 2 vingers van de hand die op zijn voorhoofd rust.
  • Blijf de kin optillen en zorg dat de mond iets open blijft.
  • Neem zelf een normale ademteug, plaats je lippen om de mond van het slachtoffer en zorg voor een luchtdichte afsluiting.
  • Blaas rustig in gedurende 1 seconde als bij een normale ademhaling. Als je ziet dat de borstkas omhoogkomt, dan heb je een effectieve beademing gegeven.
  • Haal je mond van die van het slachtoffer en kijk of de borstkas weer naar beneden gaat.
  • Geef op dezelfde wijze de tweede beademing.
  • Onderbreek het geven van borstcompressies maximaal 10 seconden om 2 beademingen te geven.
  • Plaats direct je handen weer in het midden van de borstkas en geef 30 borstcompressies.
  • Ga door met borstcompressies en beademingen in de verhouding 30:2.
  • Onderbreek de reanimatie niet, behalve als het slachtoffer (goed) bij bewustzijn komt: zich beweegt, zijn ogen opent en normaal begint te ademen.


Als de borstkas niet omhoogkomt bij een beademing:

  • Controleer of je de kinlift goed uitvoert;
  • Inspecteer de mond van het slachtoffer en verwijder zichtbare luchtwegbelemmering;
  • Doe niet meer dan 2 beademingspogingen per keer en ga onmiddellijk door met
    30 borstcompressies.


VAARDIGHEID:

Zodra de AED er is, zet hem aan en volg de instructies

Sommige AED’s starten automatisch na het openen van het deksel. Voer de gesproken/visuele opdrachten direct uit.

  • Ontbloot de borstkas.
  • Bevestig de elektroden op de ontblote borstkas volgens de afbeelding op de elektroden. Als er reeds een hulpverlener aanwezig is, onderbreekt deze alleen de borstcompressies voor zover noodzakelijk voor het aansluiten van de AED.
  • Als de AED vraagt het slachtoffer niet aan te raken, raak dan ook de draden van de elektroden niet aan.


-> De AED geeft WEL een schokopdracht:

  • Zorg dat niemand het slachtoffer aanraakt.
  • Druk op de schokknop zodra de AED dit aangeeft. Een volautomatische AED geeft de schok zelf.
  • Volg de gesproken/visuele opdrachten van de AED direct op. Start direct met borstcompressies.


-> De AED geeft GEEN schokopdracht:

  • Volg de gesproken/visuele opdrachten van de AED direct op. Start direct met borstcompressies.


Ga door met reanimatie totdat:

  • professionele zorgverleners zeggen dat je mag stoppen;
  • een medehulpverlener je gaat aflossen;
  • het slachtoffer bij bewustzijn komt: zich beweegt, zijn ogen opent en normaal begint te ademen;
  • je uitgeput bent.


Let op: het terugkeren van de circulatie door alléén borstcompressies en beademen is zeer zeldzaam. Je kunt er pas van uitgaan dat de circulatie weer hersteld is, als het slachtoffer:

  • bij bewustzijn komt, en
  • zich beweegt, en
  • zijn ogen opent, en
  • normaal ademt.


Alleen dan leg je het slachtoffer op zijn zij (bijvoorbeeld in de stabiele zijligging). Maar blijf paraat om direct de reanimatie weer te starten. Laat eenmaal aangebrachte elektroden zitten en laat de AED aan. Wees erop bedacht dat de AED kan aangeven dat er beweging wordt waargenomen.


VAARDIGHEID:

Reanimatie met twee eerstehulpverleners

Wanneer een tweede eerstehulpverlener aanwezig is, plakt één van hen de elektroden van de AED en gaat de ander door met reanimeren. De reanimatie wordt alleen kort onderbroken als dat nodig is voor het aansluiten van de AED.

Je wisselt het reanimeren elke 2 minuten af om uitputting te voorkomen (dit zijn ongeveer 5 à 6 series van 30 borstcompressies en 2 beademingen). Als je tegenover elkaar plaats neemt, zit je elkaar niet in de weg. Bij het overnemen start je met de borstcompressies.

Degene die niet aan het reanimeren is, houdt de tijd in de gaten. Nog handiger is om te wisselen op het moment dat de AED aan het analyseren is. Deze analyse vindt elke 2 minuten plaats. De AED wordt bediend door de eerstehulpverlener die het dichtst bij de AED is. 


VAARDIGHEID:

EXTRA ACHTERGRONDINFORMATIE


Beademing is een onderdeel van basale reanimatie
Beademing tijdens basale reanimatie helpt om het zuurstofgehalte in het bloed op peil te houden. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit de overleving helpt te verbeteren. Er zijn wetenschappelijke onderzoeken gedaan bij mensen die suggereren dat basale reanimatie met en zonder beademing gelijkwaardig zijn, maar deze onderzoeken hebben geen sterke bewijskracht. Eerder werd gedacht dat agonale ademhaling en borstcompressies voor enige luchtuitwisseling kunnen zorgen, maar uit onderzoek blijkt dat dit altijd onvoldoende is.
Borstcompressies in combinatie met beademing blijft daarom de methode bij uitstek voor hulpverleners die dit hebben geleerd in het reanimatieonderwijs. De hulpverlener kan ervoor kiezen om toch geen mond-op-mondbeademing te geven, bijvoorbeeld bij gevaar voor eigen veiligheid. In dat geval geldt dat basale reanimatie zonder beademing beter is dan geen reanimatie. Die studies hebben aangetoond dat basale reanimatie zonder beademing effectief is in de eerste paar minuten bij een circulatiestilstand. Hulpverleners kunnen daarom basale reanimatie uitvoeren zonder beademing als zij:

  • niet kunnen of willen beademen;
  • niet getraind zijn en van de meldkamercentralist via de telefoon reanimatie-instructies krijgen.


Als een luchtwegprobleem de oorzaak is van de circulatiestilstand, zoals bij verdrinking, verstikking of verslikking, is juist beademen gecombineerd met borstcompressies van belang. Ook bij kinderen is een luchtwegprobleem meestal de oorzaak van de circulatiestilstand. Basale reanimatie met beademing is dan ook essentieel.


AED
De AED heeft de overleving na reanimatie aanzienlijk verbeterd. Omdat ongeveer 80% van de slachtoffers thuis een circulatiestilstand krijgt, rechtvaardigt dit dat er meer AED’s geplaatst worden in het openbare gebied en in woonwijken. Dit laatste is effectiever dan AED’s bij mensen thuis plaatsen. Hierbij is het ook heel belangrijk dat de alarmering van nabije burgerhulpverleners goed is geregeld, mede doordat zij een boodschap van de meldkamer krijgen op hun mobiele telefoon.


Gebruik van de AED in een natte omgeving
Een AED kan zonder bezwaar en op de gebruikelijke manier worden gebruikt in een vochtige omgeving, zoals in de regen of aan de rand van een zwembad. Bij een slachtoffer dat nat is (bijvoorbeeld een drenkeling) moet de borstkas eerst afgedroogd worden om de elektroden goed te kunnen bevestigen.


Basale reanimatie van drenkelingen
De reanimatie van een drenkeling is wat lastiger uit te voeren dan een 'gewone' reanimatie. Meer informatie hierover kun je vinden in de module 'Reanimatie drenkeling'.


Niet-reanimerenverklaring
Mensen kunnen ervoor kiezen een niet-reanimerenverklaring op te stellen. Deze moet aan een aantal eisen voldoen: de wilsverklaring moet geschreven zijn en te herleiden zijn tot de persoon die de verklaring uitte. De verklaring kan op papier staan, een tatoeage zijn en kan ook een penning zijn.
Een niet-reanimerenverklaring moet in beginsel gerespecteerd worden als dit voor het begin van de reanimatie duidelijk is. Maar hulpverleners moeten bij iemand met een circulatiestilstand niet op zoek gaan naar een geschreven wilsverklaring of een niet-reanimerenpenning. Zo wordt voorkomen dat de reanimatiepoging wordt uitgesteld en de uitkomst van de reanimatie nadelig wordt beïnvloed. Een niet-reanimerenpenning wordt bij het begin van een reanimatie soms niet opgemerkt, omdat de borstkas van het slachtoffer bij basale reanimatie niet hoeft te worden ontbloot. Ook als dat wel het geval is, kan de penning onopgemerkt blijven als deze naar de nek of rug is verschoven. Met name bij de burgerhulpverleners kan verwarring ontstaan als later tijdens de reanimatie de niet-reanimerenwens duidelijk wordt, bijvoorbeeld als de borstkas wordt ontbloot om de elektroden van de AED aan te brengen. De burgerhulpverlener mag zijn reanimatiepoging dan staken, maar kan het besluit om te staken ook overlaten aan de professionele hulpverlener, die naar verwachting enkele minuten later zal arriveren. Ook kan de burgerhulpverlener op dat moment overleggen met de meldkamercentralist hoe nu verder te handelen.


Hulpmiddelen AED

Bij een AED zit vaak een extra tasje of vakje waar de hulpmiddelen in zitten. Gebruik deze hulpmiddelen alleen als het echt nodig is om zo onnodig tijdverlies te voorkomen.

  • Schaar: Voor het verwijderen van de kleding is het soms handig om een schaar bij de hand te hebben. Knip altijd van het gezicht van het slachtoffer naar beneden om te voorkomen dat er per ongeluk in de keel geknipt wordt. Alle kledingstukken die in de weg zitten kunnen weg geknipt worden. Soms is het sneller om een enkele knip in het kledingstuk te knippen en de rest te scheuren.
  • Handschoenen: Hoewel de kans klein is dat je handen met bloed of speeksel in aanraking komen, kun je beschermende handschoenen dragen. Let er echter op dat hiermee geen tijd verloren gaat!
  • Beademingsmasker: Het beademingsmasker is een doorzichtig masker dat je kunt gebruiken voor de beademing. Het masker sluit over de mond en de neus van het slachtoffer en heeft een eenrichtingsventiel, waardoor je niet in contact komt met de uitademingslucht van het slachtoffer. Oefen met een dergelijk masker, zodat je er efficiënt mee werkt als je reanimeert. 
  • Washandje/handdoekje: Als de borstkas vochtig is (door hevig transpireren bij hartklachten of bijvoorbeeld bij een drenkeling), droog de borstkas dan af op de plaats waar de elektroden geplakt moeten worden.
  • Scheermesje/krabbertje: Een heel enkele keer heeft een slachtoffer zoveel borsthaar dat een goed contact van de elektrode met de huid niet mogelijk is. In dat geval scheer je snel de haren weg op de plaatsen waar de elektroden komen. 


Pleisters

Soms kunnen er (medicinale) pleisters, nicotinepleisters of andere verbanden zitten op de plaats waar de elektroden moeten komen. Om vonken en brandwonden te voorkomen moeten deze weggehaald worden. Als dit erg moeilijk gaat, plak de elektroden er dan naast.


Sieraden

Als het slachtoffer (onderhuidse) sieraden heeft op de elektrodenplaats, probeer deze dan te verwijderen. Als dit niet lukt, plak dan ook de elektrode net naast of onder het sieraad. 


Pacemaker en geïmplanteerde defibrillatoren (ICD)

Het kan voor komen dat het slachtoffer een pacemaker of een geïmplanteerde defibrillator (ICD) heeft. Als je deze herkent (onderhuidse bobbel) en deze bevindt zich op de plaats waar de elektrode hoort te komen, plak de elektrode dan net onder dat apparaat. Maak je geen zorgen om het apparaat, omdat het slachtoffer nu reanimatiehulp nodig heeft. Als je zo'n apparaat niet herkent en een elektrode er overheen plakt, dan verleen je toch de juiste hulp.