DISABILITY (bewustzijn)

In het stapje disability (bewustzijn) kijken we in hoeverre het slachtoffer bij bewustzijn is en in hoeverre de hersenen werken. Je kijkt of het slachtoffer kan communiceren, opdrachten begrijpt, kan uitvoeren en of hij zijn lichaam goed kan aansturen. Hieronder staan de letsels en aandoeningen uitgelegd die bij disability horen.


Mate van alertheid

Bij een bewusteloos slachtoffer bel je altijd 112. Maar wat nu als iemand wel bij bewustzijn is maar niet helemaal goed op jou reageert? Het is helaas niet altijd even duidelijk of een slachtoffer goed kan functioneren. Daarom kijken we altijd naar de mate van alertheid. Als een slachtoffer niet alert is dan reageert hij niet goed of spreekt onduidelijk, onverstaanbaar, langzaam of verward. Aanwijzingen kan hij niet goed opvolgen. Het slachtoffer maakt schokkende bewegingen. Bel dan altijd 112.


Als het slachtoffer kan spreken, goed reageert, je aanwijzingen opvolgt dan is hij alert. Hij kan dan wellicht ook benoemen wat er gebeurt is en waar hij last van heeft. Vaak kun je dan door gaan naar de E.


Beroerte

Een beroerte is een verzamelnaam voor verschillende stoornissen in de hersenen. Bij een beroerte knapt een bloedvat in de hersenen of raakt deze verstopt. Een deel van de hersenen krijgt daardoor te weinig zuurstof en voeding. Een deel van je functioneren kan wegvallen, afhankelijk van welk deel van de hersenen getroffen is. Er zijn 3 varianten:

  • TIA: een kortdurende afsluiting van een bloedvat in de hersenen;
  • Herseninfarct: een bloedpropje sluit een bloedvat in de hersenen af;
  • Hersenbloeding: een bloedvat in de hersenen barst open.


Meestal komt een beroerte plotseling. Sommigen hebben vooraf een hevige hoofdpijn zonder duidelijke oorzaak. Anderen voelen zelfs iets knappen in hun hoofd. Om te achterhalen of iemand een beroerte heeft doe je een test: mond-spraak-arm.

  • Mond: vraag of hij zijn tanden kan laten zien (lachen). Let er op of beide gezichtshelften symmetrisch zijn. Soms beweegt één helft van het gezicht niet of gaat hangen;
  • Spraak: stel een simpele vraag waarop hij het antwoord wel moet weten en wat niet wijzigd. Het kan zijn dat er geen antwoord, gebrabbel of een onsamenhangend antwoord komt;
  • Arm: vraag het slachtoffer de ogen te sluiten. Laat hem vervolgens zijn armen naar voren steken. Als dat gelukt is vraag dan om zijn handpalmen om te draaien. Soms wil één of beide armen niet omhoog, of niet symmetrisch.


Lukt één of meerdere dingen niet goed? Dan is dat al een goede reden om 112 te bellen voor een mogelijke beroerte. Hou het slachtoffer goed in de gaten en wacht op de ambulance. Hou er rekening mee dat de situatie kan verslechteren. Het tijdig herkennen van een beroerte en tijdig hulp inschakelen is zeer belangrijk om zoveel mogelijk schade te kunnen beperken.

Flauwte en flauwvallen

Flauwte (of flauwvallen) is een kortdurend bewustzijnsverlies. Korte tijd gaat er minder bloed naar de hersenen. Het is niet levensbedreigend omdat het tijdelijk is. Als de oorzaak verdwijnt is de flauwte snel over. Oorzaken kunnen zijn: benauwde en zuurstofarme omgeving, te snel opstaan, honger/trek, uitputting door bijvoorbeeld zwaar werk of sport, uitdroging, lage bloeddruk, bloedarmoede, medicijngebruik, psychische oorzaken zoals bijvoorbeeld angst voor het onbekende, ernstig schrikken van bijvoorbeeld bloed.


Iemand die dreigt flauw te vallen trekt bleek weg, mensen met een gekleurde huidskleur zien er vaak vaal uit. Het slachtoffer kan zweten zonder duidelijke reden. Het slachtoffer kan geeuwen en wordt duizelig, is misselijk en ziet sterretjes of zwarte vlekken. Hij heeft mogelijk last van oorsuizen of heeft tintelingen in zijn vingers. 


Bij een dreigende flauwte laat je het slachtoffer liggen. Zorg voor frisse lucht en maak knellende kleding los. Geef hem even de tijd om weer bij te trekken. Als het slachtoffer toch flauwvalt laat je hem 10 minuten liggen nadat hij weer is bij gekomen. Als het zeker is dat er geen trauma heeft plaatsgevonden kan je de benen van het slachtoffer optillen (30 tot 60 graden). Geef het slachtoffer pas weer wat drinken als hij helemaal alert is. Dit doe je als alles weer in orde is en het slachtoffer zelf het glas kan vasthouden. Duurt de flauwte langer dan 2 minuten of had/heeft het slachtoffer pijn op de borst, rug en/of buik? Bel dan 112.


Epilepsie

Epilepsie is een aandoening aan de hersenen waarbij slachtoffers een aanval krijgen. Het slachtoffer reageert niet meer, kan verstijven, kan gaan schokken en (bloederig) schuim op de mond krijgen. Na de aanval is het slachtoffer meestal erg vermoeid. Een aanval duurt gemiddeld 2 à 3 minuten maar kan ook langer duren. Als het slachtoffer bekend is met deze aanvallen dan kan het zijn dat hij hiervoor medicijnen gebruikt. Een epileptische aanval is over het algemeen niet (direct) levensbedreigend. Simpel gezegd heb je onderscheid tussen kleine aanvallen en grote aanvallen.


Kenmerken kleine aanvallen (absences):

  • Paar seconden niet aanspreekbaar en beweegt ongecontroleerd met het hoofd of de ogen;
  • Raakt niet geheel buiten bewustzijn en/of kan een tijdje afwezig lijken. Kan gewoon op zijn stoel blijven zitten;
  • Voelt tintelingen;
  • Hoort dingen die er niet zijn.


Kenmerken grote aanvallen:

  • Verlies van bewustzijn (helemaal of voor een deel);
  • Schokken van lichaam of lichaamsdelen;
  • Verward of angstig gedrag;
  • Draaien van de ogen;
  • Moeite met praten;
  • Bijten op de tong;
  • Urineverlies.


Vaak gaan de aanvallen vanzelf weer over. Bel 112 als het de eerste grote aanval is of als de grote aanval langer dan 5 minuten duurt. Ook als het slachtoffer een onbekende van je is en er geen bekenden bij zijn bel je 112. Zorg ervoor dat het slachtoffer zich niet kan bezeren, bescherm zeker het hoofd hiertegen. Geef het slachtoffer de ruimte. Houdt de schokkende bewegingen niet tegen. Wanneer de aanval voorbij is controleer je de ademhaling en leg je hem in de zijligging. Blijf de vitale functies controleren tot de professionele hulpverlening het overneemt.


Bij een kleine aanval bel je de huisarts als de aanval niet binnen enkele minuten vanzelf over gaat of wanneer het de eerste aanval is. Is het slachtoffer alleen in de war en wil hij weglopen? Probeer hem dan weg te houden van onveilige situaties zoals een drukke weg. Probeer hem te sturen en niet weg te slepen/trekken.


Diabetes

Diabetes (suikerziekte) is een stofwisselingsziekte. Iemand met diabetes kan het bloedsuikergehalte (bloedglucose) in het bloed niet zelf regelen. Mensen met diabetes moeten hun bloedsuikergehalte met een dieet en/of medicijnen sturen. Diabetespatiënten maken zelf geen of te weinig insuline aan. Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat de bloedsuikerspiegel verlaagd wordt en haalt er energie uit. Insuline zorgt ervoor dat bloedsuiker kan worden opgenomen door alle cellen in het lichaam. Er kan te weinig of juist teveel bloedsuiker in het bloed aanwezig zijn. Een slachtoffer met een te lage bloedsuikerspiegel krijgt een hypo. Een slachtoffer met een te hoog bloedsuikerspiegel krijgt een hyper


Symptomen bij een te laag bloedsuikerspiegel (hypo):

  • Hongergevoel hebben;
  • Flauw gevoel hebben;
  • Duizeligheid;
  • Beetje trillerig;
  • Misselijk;
  • Hoofdpijn;
  • Bleke, klamme huid;
  • Geeuwen en moeheid.


Symptomen bij een te hoog bloedsuikerspiegel (hyper):

  • Veel plassen (om de suikers uit het lichaam te werken);
  • Veel dorst;
  • De huid wordt warm en droog;
  • Misselijkheid en overgeven;
  • Suf zijn;
  • De ademhaling is zwaar, ruikt naar aceton;
  • Uiteindelijk kan het slachtoffer bewusteloos raken.


Bij een te laag bloedsuikerspiegel geef je het slachtoffer eerst 'snelle suikers' zoals druivensuiker of ranja. Even daarna geef je 'langzame suikers' (koolhydraten) zoals een bruine boterham of yoghurt. Voelt het slachtoffer zich dan alsnog niet beter? Neem dan contact op met de huisarts. 


Bij een te hoog bloedsuikerspiegel heeft het slachtoffer insuline nodig. Het slachtoffer weet zelf hoe en hoeveel hij nodig heeft aan de hand van een meting en zijn eigen schema. Lukt of kan dit niet, bel dan met de huisarts voor advies. 


Voor alles geldt: waneer het slachtoffer het bewustzijn verliest of niet meer alert is, bel direct 112. Controleer de vitale functies en leg hem in de zijligging. Ook bij twijfel bel je 112 voor advies.

 

Vergiftiging

Een vergiftiging ontstaat wanneer een slachtoffer giftige stoffen heeft binnengekregen of een overdosis inneemt. Je kunt denken aan gassen, vloeibare en vaste stoffen. Voorbeelden hiervan zijn: medicijnen, tabak, acohol, giftige bessen, giftige paddestoelen, schoonmaakmiddelen, petroleumproducten, giftige planten, overdosis water.


Symptomen van een vergiftiging kunnen zijn:

  • Niet alert/suf;
  • Buikpijn of misselijkheid;
  • Moeite met ademen;
  • Een geïrriteerde of afwijkende kleur huid;
  • Stuiptrekkingen/spierkrampen;
  • Niet lekker voelen;
  • Vergeetachtig;
  • Vermoeidheid.


Bel 112 of de huisarts. Ga na welke stof het is geweest en welke hoeveelheid. Geef de verpakking of restanten van de stof mee aan de hulpdiensten zodat ze precies weten wat het geweest is. Volg de aanwijzingen van de centralist wat betreft de eerste hulpverlening. Als de ambulance gestuurd wordt houdt het slachtoffer dan goed in de gaten en blijf zijn vitale functies controleren. Geef een verslechtering van de situatie door aan 112. Mocht het een reanimatie worden denk dan aan je eigen veiligheid, vooral met beademen. Zorg ervoor dat jij zelf niet besmet raakt met de giftige stof.


Veiligheidsinformatieblad (VIB)

Voor professionele gebruikers (bedrijven) is er per gevaarlijke stof een veiligheidsinformatieblad beschikbaar. Deze wordt aangeleverd door de producent, importeur of verdeler van de stof. Op dit blad staat alle relevante informatie over de gevaarlijke stof. Maar ook wat de eerstehulpmaatregelen zijn indien het onverhoopt toch mis gaat met dit product. Bij voorkeur is deze kaart uitneembaar en gaat deze met het slachtoffer mee naar het ziekenhuis. Zo kunnen zij in één oogopslag zien met welk product zij te maken hebben en welke hulpverlening van toepassing is.


Waterintoxicatie

Een overdosis aan water komt ook geregeld voor. Het lichaam kan de ingenomen hoeveelheid water dan niet goed verwerken. Het water blijft daardoor in het lichaam. Hierdoor komt er teveel water in de bloedbaan en daalt de hoeveelheid natrium (zout). Het water uit het bloed kan hierdoor in de hersencellen terecht komen. Dit leidt tot een verhoogde druk in de schedel, infarcten en kan zelfs de dood tot gevolg hebben. Dit kan voorkomen worden door maximaal 1 glas water per uur te drinken. Wissel eventueel water af met frisdrank. Is er toch teveel water gedronken? Geef het slachtoffer een zoutoplossing of lauw water met veel zout (10%).


Hersenletsel

Door een val of stoot kunnen de hersenen zo geschud worden dat er letsel ontstaat. Hoe harder of sneller de klap, hoe erger het letsel. Wanneer dit gebeurt heeft het slachtoffer een hersenschudding of een hersenkneuzing. 


Hersenschudding

Een hersenschudding is een licht traumatisch hersenletsel. In de meeste gevallen is de schade niet blijvend. Wel kan het een aantal weken tot maanden duren voordat het slachtoffer hersteld is. In sommige gevallen zijn de klachten blijvend.


Hersenkneuzing

Een hersenkneuzing is een middelzwaar tot ernstig traumatisch hersenletsel. In de meeste gevallen is de schade wel blijvend. Ook bij een hersenkneuzing kan het weken tot maanden duren voordat het slachtoffer weer helemaal beter is. De kans op restklachten is groter dan bij een hersenschudding.


Schedelbasisfractuur

Is de klap zo hard dat de schedel zelf beschadigd is? Dan is er sprake van een fractuur in de schedel. Hierbij kan er na enige tijd (uren) bloeduitstortingen rond de ogen of achter het oor ontstaan. De blauwe plekken hebben bij de ogen de vorm van een bril. Daarnaast kan er helder vocht (of gemengd met bloed) uit oren of neus komen. Stop de neus of het oor niet dicht.


Een slachtoffer met hersenletsel heeft enkele van de volgende kenmerken: bewusteloos geweest, geheugenverlies, extra gevoelig voor licht of geluiden, opvallend stil zijn, hoofdpijn, verwardheid, misselijk of braken, duizeligheid, dubbel of slecht zien, vermoeidheid, niet goed geslapen. 


Neem contact op met de huisarts voor advies bij een mogelijke hersenschudding. Een huisarts kan bijvoorbeeld een wekadvies geven. Vaak is het voldoende om rust te houden, maar hele dagen op bed liggen en/of slapen is niet nodig. Bouw de activiteiten langzaamaan weer op. Is de oorzaak een (ernstig) ongeval bel dan 112. Houd de vitale functies in de gaten. Laat het slachtoffer liggen en voorkom onnodige bewegingen. Houd er rekening mee dat er ook nekletsel kan zijn.


Klachten enige tijd na het ongeval

Soms krijgt het slachtoffer pas enkele uren na een ongeval klachten. Hij kan zich het ongeval ineens niet (goed) meer herinneren. Ook heeft het slachtoffer moeite met zich te concentreren en kan hij niet goed tegen fel licht en harde geluiden. Er is dan waarschijnlijk toch sprake van een licht traumatisch hersenletsel (hersenschudding). Neem contact op met de huisarts of huisartsenspoedpost voor advies. Doe dit ook als je het gevoel hebt dat het niet goed gaat met het slachtoffer.


Ernstige onderkoeling

Er zit verschil tussen onderkoeling en ernstige onderkoeling. In dit deel gaat het over de ernstige variant, deze kan namelijk een D-probleem zijn. Als het lichaam van een slachtoffer kouder wordt komen de spieren in actie. Het lichaam gaat rillen. Als dit te lang duurt raakt de energie op en stopt het rillen. De onderkoeling krijgt negatieve invloed op het functioneren van het lichaam. Het slachtoffer kan zich niet meer warm houden en koelt verder af. Uiteindelijk zal hij minder alert worden of het bewustzijn kunnen verliezen. Bel dan altijd 112.


Kenmerken van een ernstige onderkoeling: het slachtoffer rilt niet meer, heeft het erg koud, je ziet een blauwe of bleke verkleuring bij de lippen, handen, oren en tenen. Bewegen gaat steeds moeilijker, heeft een langzame ademhaling, hij praat onsamenhangend en wordt suf.


Bel direct 112 voor een ernstige onderkoeling, trek eventuele natte kleding van het slachtoffer uit. Wikkel het slachtoffer in dekens, bij voorkeur benen en armen apart, dit bevordert het opwarmen. Geef het slachtoffer geen eten of drinken, voorkom onnodige energieverspilling door teveel bewegen. Stel het slachtoffer gerust.


Ernstige oververhitting

Zodra een oververhitting invloed krijgt op het functioneren van het slachtoffer is er sprake van een levensbedreigende situatie: een ernstige oververhitting. Uiteindelijk kan een slachtoffer bewusteloos raken, dit komt door dat zijn lichaam zo warm geworden is dat de hartfunctie stopt. Dit is een hitteberoerte.


Ernstige oververhitting bij een slachtoffer kun je herkennen aan: het slachtoffer stopt met zweten, heeft een evenwichtsstoornis, is verward, heeft problemen met de ademhaling, kan gaan schokken en beven net zoals bij een epileptische aanval, raakt bewusteloos.


Bel direct 112 voor een ernstige oververhitting, verplaats het slachtoffer naar een koele omgeving en bescherm het slachtoffer tegen de zon. Koel het slachtoffer actief door coldpacks of koude natte doeken in de liezen, nek en onder de oksels te leggen. Maak de huid vochtig door water over het lichaam te sproeien. Richt een ventilator op het lichaam. Blijf de vitale functies checken.