REANIMATIE DRENKELING

Reanimatie van drenkelingen verschilt op enkele punten van de 'normale' reanimatie van een volwassene. 


De rol van beademing bij drenkelingen

Een belangrijke oorzaak van de hartstilstand bij een drenkeling is zuurstoftekort ten gevolge van een ademstilstand door water in de luchtwegen. Daarom wordt bij drenkelingen altijd gestart met vijf initiële beademingen en wordt vervolgens de reanimatie opgestart (combinatie van afwisselend borstcompressies en beademingen). Doel hiervan is om het ontstane zuurstoftekort terug te dringen. Tijdens redding in het water kan (indien getraind) al gestart worden met het geven van beademingen. Verlies bij een verdrinkingsslachtoffer geen tijd met alarmeren, start direct met het geven van initiële beademingen en reanimatie als het slachtoffer op het droge is. Hiermee wordt het zuurstoftekort teruggedrongen. Ga als je alleen bent zeker één minuut door met reanimeren voordat je het slachtoffer alleen laat om hulp te halen. Indien er meerdere hulpverleners zijn kan uiteraard wel gestart worden met alarmeren terwijl de reanimatie gaande is. 


Beademing kan bij drenkelingen moeilijk zijn. Niet alleen door water of braaksel in de mond/keelholte, maar ook omdat door onderkoeling de borstkas stugger wordt en er vaak meer druk nodig is om voldoende lucht in de longen te blazen. Verhoogde druk bij beademing geeft overigens ook het risico op het inblazen van lucht in de maag en daarmee braken en aspiratie.


Borstcompressies

De borstkas is bij drenkelingen vaak stugger door onderkoeling en water in de longen. Hierdoor kan het moeilijk zijn om de benodigde 5-6 centimeter in te drukken. Probeer toch om voldoende kracht te zetten om deze diepte te halen. Wissel iedere 2 minuten van hulpverlener.

Het geven van borstcompressies wanneer het slachtoffer zich nog in het water bevindt is niet zinvol en wordt afgeraden.


Gebruik van de AED

De AED kan bij drenkelingen gewoon gebruikt worden. Wel moet eerst de borstkas afgedroogd worden voordat de elektroden kunnen worden bevestigd. In veel gevallen zal de AED geen schok adviseren, omdat er als gevolg van zuurstoftekort geen schokbaar ritme is opgetreden, of omdat er nog een normaal hartritme is dat niet voldoende kracht geeft voor een goede circulatie. Soms is er echter wel sprake van ventrikelfibrilleren en zal de AED toch een schok adviseren. De AED wordt daarom bij een drenkeling altijd aangesloten.


Uitvoeren van de reanimatie bij een drenkeling

Wanneer er sprake is van een (ondergedompelde) drenkeling moet de drenkeling zo snel mogelijk uit het water worden gehaald om het tijdsbestek van zuurstofgebrek zo kort mogelijk te houden. Eenmaal op de kant moet de drenkeling plat op de rug worden gelegd. Als de drenkeling niet reageert op aanspreken en aanschudden is er sprake van bewusteloosheid. Als 112 nog niet is gebeld, moet dat nu gedaan worden. Geef daarbij aan dat het gaat om een drenkeling.


Als bewusteloosheid is geconstateerd ga je de ademhaling controleren. Als de drenkeling wel normaal adem haalt, moet deze in de stabiele zijligging worden gelegd. Blijf de ademhaling continu controleren en let op braken. Dit komt namelijk vaak voor bij een drenkeling.


Heeft de drenkeling geen normale ademhaling, dan is het van belang om zo snel mogelijk te starten met beademen. Bij een drenkelingenreanimatie wordt altijd gestart met vijf initiële beademingen. Sommige drenkelingen zullen na de vijf initiële beademingen bijkomen. Het kan voor komen dat er tijdens de reanimatie schuim uit de mond van de drenkeling komt. Dit ontstaat door de schade aan de longen. Blijf de beademingen ondanks het schuim toepassen. Hou ook tijdens de reanimatie rekening met braken. Als de beademing hierdoor wordt verhinderd, draai de drenkeling dan met de snelle kantelmethode op de zij zodat het braaksel of water uit de mond kan lopen. 


LET OP: als er genoeg Lifeguards aanwezig zijn, dan moet een andere persoon dan degene die de redding heeft uitgevoerd gaan reanimeren. In verband met vermoeidheid kan de redder de reanimatie minder goed uitvoeren.


Stappenplan

Stap 1: 

Controleer het bewustzijn van de drenkeling door middel van aanspreken en aanschudden


Stap 2:

Reageert de drenkeling niet? Bel dan 112 en laat een AED halen


Stap 3:

Controleer de ademhaling door middel van de kinlift (hoofd achterover en kin omhoog)


Stap 4:

Als er geen normale ademhaling is, start dan met 5 initiële beademingen. Pas wederom de kinlift toe, maar knijp nu ook de neus dicht. Plaats je mond geheel over de mond van de drenkeling heen en blaas vijf keer rustig in.


Stap 5:

Controleer of de drenkeling bijkomt. Kijk naar eventuele bewegingen, veranderingen in de kleur en of er een slikreflex zichtbaar is.


Stap 6:

Als de drenkeling niet bijkomt start je met het geven van borstcompressies. Plaats de hiel van je hand in het midden van de borstkas en zet je andere hand daar boven op. Ga zo dicht mogelijk tegen het slachtoffer aan zitten, strek je armen en zorg ervoor dat je recht boven de drenkeling hangt. Druk nu de borstkas zo'n 5 à 6 cm in een gelijkmatig tempo in van ongeveer 100 tot 120 keer per minuut. Doe dit 30 keer.


Stap 6:

Na 30 borstcompressies geef je 2 beademingen. Dit blijf je afwisselen tot de AED aanwezig is.


Stap 7:

Activeer de AED zodra deze aanwezig is en volg de instructies op. Indien er een tweede persoon aanwezig is, sluit deze de AED aan terwijl de andere persoon de reanimatie kan voortzetten. Wissel echter wel na 2 minuten in verband met vermoeidheid. De AED kan zonder bezwaar en op de gebruikelijke manier wordt gebruikt in een vochtige omgeving. Maak de borstkas van de drenkeling altijd droog voor een goede hechting van de elektroden.

De stabiele zijligging

Een drenkeling die niet reageert op aanspreken en aanschudden maar wel een normale ademhaling heeft, moet in de stabiele zijligging worden gelegd. Hierbij moet ook iedere minuut de ademhaling worden gecontroleerd. Hoe het werkt:


Stap 1:

Kniel naast de drenkeling, aan de kant van zijn gezicht en zorg dat zijn benen naast elkaar liggen. 


Stap 2:

Pak de arm die het dichtste bij je is. Leg deze arm in een rechte hoek met het lichaam. Zorg ervoor dat de handpalm naar boven is gericht. 


Stap 3:

Vervolgens buig je de verste arm over de borst van de drenkeling. Leg deze arm met de handrug tegen zijn wang die het dichtst bij je is. Houd deze hand vast. Let op dat je zijn hoofd niet opzij duwt.


Stap 4:

Pak het been dat het verst van je verwijderd is net boven de knie aan de buitenzijde vast. Trek dit been vervolgens op, terwijl de voet op de grond blijft rusten.


Stap 5:

Draai de drenkeling naar je toe door aan de gebogen knie te trekken. Houd tegelijkertijd de handrug tegen zijn wang geduwd. Draai door totdat de gebogen elleboog van de drenkeling de grond raakt of totdat de drenkeling niet verder kan draaien.


Stap 6:

Leg het gebogen been van de drenkeling zo neer dat zowel zijn heup als zijn knie een rechte hoek vormen. Plaats zo nodig de elleboog beter op de grond.


Stap 7:

Duw zijn hoofd voorzichtig naar achteren. Leg als dit nodig is zijn hand beter onder zijn wang om ervoor te zorgen dat zijn luchtweg vrij blijft. Richt de neus en mond van de drenkeling naar de grond, zodat vloeistoffen gemakkelijk uit zijn mond kunnen lopen. Let op dat zijn hand zijn mond niet dichtduwt.

Beoordelen van de ademhaling tijdens de stabiele zijligging

Let voortdurend op zijn ademhaling. Als je niet kunt zien of horen of de drenkeling normaal ademt, beoordeel je de ademhaling met je handen. Bij verslechtering van de ademhaling (sneller, langzamer, stoppen), moet je hem onmiddellijk terugdraaien op de rug. Hoe het werkt:


Stap 1:

Kniel bij de drenkeling aan de kant van zijn gezicht. Plaats één hand op de overgang van de buik naar de borst.


Stap 2:

Plaats je andere hand op de rug van de drenkeling recht tegenover je andere hand.


Stap 3:

Beoordeel nu de ademhaling van de drenkeling door met je handen te voelen of de borst en/of buik regelmatig op en neer gaan. Is er een normale ademhaling? Blijf dit dan continu controleren. Is er geen normale ademhaling? Ga dan door met stap 4.


Stap 4:

Duw de schouder en de heup van de drenkeling van je af. Duw door totdat de drenkeling op zijn rug ligt.


Stap 5:

Open daarbij de luchtweg met de kinlift en beoordeel de ademhaling opnieuw. Duw tijdens de kinlift niet op het zachte deel onder de kin. Is de ademhaling weer normaal? Leg de drenkeling dan op de andere zij. Is er geen normale ademhaling? Start dan met de reanimatie. Het kan zijn dat hij alleen met de kinlift een normale ademhaling heeft. Je moet de kinlift dan volhouden totdat een zorgprofessional het van je overneemt.

De snelle kantelmethode

Wanneer iemand op de rug ligt, kan hij stikken als hij moet braken. Je moet de drenkeling dan snel op de zij draaien om stikken te voorkomen. Hoe het werkt:


Stap 1:

Kniel op beide knieën naast de drenkeling.


Stap 2:

Draai de drenkeling snel op zijn zij door de heup en schouder van de drenkeling naar je toe te trekken.